maandag 31 januari 2011

Zes

Garnaal, twaalf maanden jong, zegt nog niet veel. 't Is te zeggen, hij brabbelt wat af op een dag, maar er zit weinig of niets verstaanbaars tussen.

Mama zegt hij na als je het voorzegt. Als hij zin heeft toch, en tijd heeft. Want hij heeft het druk-druk-druk. Met het leeghalen van de onderkastjes van de keuken. Met het dichtduwen van alle openstaande deuren in huis. Met het breken van zijn snelheidsrecord kruipen. Met zo lang mogelijk los te staan, ondertussen enthousiast luide kreten slakend à la "heee, kijk iedereen, ik staaaa!!!". En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Maar ik dwaal af, we hadden het over zijn verbale capactiteiten. Naast mama, komt er nog een verstaanbaar woord uit (en je hoeft het niet eens voor te zeggen): zes. Een beetje op z'n West-Vlaams uitgesproken, dat wel, maar desalniettemin klaar en duidelijk. Zes.

Het is zijn lievelingswoord. Hij zegt het met gemak zo'n vijftig keer per dag. Stel een vraag aan Garnaal, en hij antwoordt. En dus voeren Garnaal en ik af en toe heuse gesprekken. Zoals afgelopen week:

"Garnaal, hoeveel poten heeft een insect?"
"Zes."
"En hoeveel is vijf plus één?"
"Zes."
"Heel juist, vriendje. En nu een beetje moeilijker: hoeveel is dertig gedeeld door vijf?"
"Zes."
"Ken je ook de vierkantswortel van zesendertig?"
Het bleef toch even stil, nu. En het leek echt of hij nadacht. Mosselman en ik wachtten gespannen af. En ja hoor, het kwam: "Zes."

Wat een intelligent kind is hij toch. Helemaal de mama...

vrijdag 28 januari 2011

Peuterperikelen

Ik herinner me dat ik, pril zwanger van Minimossel, op een avond de slaap niet kon vatten en me voorstelde hoe mijn leven er zou uit zien met een kindje. Eerst dacht ik aan zo'n klein, lief boeleke, dat heerlijk in zijn wiegje lag te slapen. Of kirrend van plezier in de wandelwagen lag, terwijl ik met hem op een idyllisch landweggetje wandelde.

Ik kon toen natuurlijk nog niet weten dat Minimossel liever bij mama en papa in bed lag 's nachts (gelukkig hadden mama en papa dat ook best graag), en dat hij liever gedragen werd in plaats van in de kinderwagen te liggen (ik geef hem geen ongelijk).  Wat ik wel kon weten, is dat er bij ons in de buurt niet echt idyllische landweggetjes zijn. Maar goed, ik was zwanger, hormonaal gedrogeerd, en ik droomde van mijn verdere leven. Veel gezond verstand was er niet bij.

Maar opeens sloeg de schrik me om het hart. Ik kreeg visioenen van een schreeuwende peuter in de supermarkt en van onophoudelijke driftbuien. Want mijn snoezige baby zou natuurlijk opgroeien tot een tweejarige met een eigen en luidkeelse wil. En ik had geen idee hoe ik daarmee om zou moeten gaan.

Ondertussen zit ik er middenin: Minimossel zit in die alom gevreesde levensfase. Ook wel eens de Terrible Twos genoemd. De peuterpuberteit. Ik ben twee en ik zeg nee.

En och, wat valt het me mee. Ik geniet zo van mijn kleine man. Hoe hij me elke dag opnieuw de oren van het hoofd praat. Hoe hij zo nieuwsgierig is en altijd alles wil weten. Hoe hij zijn levendige fantasie in zijn spel verwerkt. Hoe hij laat zien dat hij met heel zijn hart van ons houdt, door ons spontaan knuffels en kusjes te geven. Hoe hij elke dag opnieuw stralend verkondigt dat Garnaal 'een klein, lief schatje' is. Hoe hij stilaan zelfstandiger wordt en graag veel zelf wilt doen. Hoe ik hem steeds beter leer kennen, en stukken van mezelf en Mosselman in zijn karakter herken.

Ik vind twee jaar een geweldige leeftijd. Natuurlijk is Minimossel wel eens dwars, natuurlijk zijn er periodes waarin het allemaal wat minder gaat en natuurlijk is er af en toe een dramatische huilbui omdat iets echt niet mag of kan.

Maar wat mij betreft is het allemaal overroepen, die peuterpuberteit. Of zou ik gewoon echt een lieverd hebben?

donderdag 27 januari 2011

Een valse start

Deze avond, 20 uur. Garnaal slaapt en ik kom de huiskamer binnen. Wat een gezellig, huiselijk tafereel speelt zich daar af: Minimossel is rustig aan het spelen en ziet er nog helemaal niet moe uit, Mosselman zit aan tafel de digitale krant te doorbladeren. Een uitgelezen moment om het allereerste bericht op mijn blog te posten.

Dacht ik.

Ik had net mijn laptop opengeklapt en mijn vingers op het toetsenbord gezet, toen tegelijkertijd:

a) de telefoon ging en Mosselman een uitgebreide uitleg begon te doen aan een Franstalige klant;

b) Minimossel besloot zijn mama bij zijn spel te betrekken *zucht*.

'Mama,mama, kom eens kijken, kom maar, mama, kom maar, hier is geen krokodil, mama, mama, kom eens, mama moet hier zitten, mama, mama' en het Frans met haar erop van Mosselman waren geen al te beste achtergrondgeluiden om een bericht te kunnen schrijven dat mijn blog waardig is.

Dus ondertussen heb ik Minimossel ook op één oor gelegd, is het telefoontje van Mosselman afgehandeld en kan ik me rustig concentreren. Maar de inspiratie blijft weg. Nochtans stof genoeg om over te schrijven, en ook wel ideeën voor leuke berichten, maar toch niet voor een eerste post. Want die hoort speciaal te zijn, apart, anders dan de andere posten. Niet?

Och, ik post dit bericht toch alvast. Dan kan ik volgende keer over trivialer dingen bloggen. Ik kijk ernaar uit.